In 1584 kreeg de grote Waalse gemeente de voormalige Vrouwenkerk toegewezen, later ook de kapel van het Catharinagasthuis.
Na 1620 kwamen er vooral vluchtelingen uit het Duitse Rijk, niet zozeer vanwege geloofsvervolging maar vanwege de bloedige oorlog die er woedde. Duitse wevers en andere textielarbeiders bouwden een nieuw bestaan op in Leiden. Duitse lutheranen kerkten aan de Hooglandse Kerkgracht, de calvinisten in de Bethlehemskerk.
Tussen 1577 en 1660 groeide Leiden door al deze aanwas van 12.000 inwoners naar ca. 63.000, ondanks de vele pestepidemieën. De nieuwkomers drukten op allerlei manieren hun stempel op de stad: op de economie, het geloofsleven en de cultuur. In het Leidse dialect leeft de herinnering daaraan voort.
- Toevluchtsoord voor vluchtelingen en migranten