De voeding- en genotmiddelenindustrie telde veel verschillende, moderne bedrijven, zoals Sanders zeepfabrieken (1851) en de meelfabriek (De Koster, 1884).
Conservenstad
Leiden werd vanaf 1860 bovendien bekend als conservenstad. Conservenfabrieken als Tieleman & Dros en Nieuwenhuizen zorgden voor veel thuisarbeid. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw maakten Leidse gezinnen groenten schoon. De in 1848 opgerichte gasfabriek leverde gas voor verlichting in de vele fabrieken, zodat er meer uren gemaakt konden worden. Vanaf 1907 leverde ze ook elektriciteit.
Geschoolde en ongeschoolde arbeiders
De fabrieken verkregen geschoolde arbeiders via de avondschool Mathesis Scientiarum Genetrix (1785) en de Practische Ambachtsschool (1882). De nieuwe HBS (1864) werd moderner geacht dan het ouderwetse Gymnasium voor onderwijs voor hoger personeel en voor de fabrikanten zelf.