Kerk en overheid werkten samen in het Huiszittenhuis aan de bedeling van armen (de 'huiszitten'). Bestuurders werden voor de helft door de stad benoemd (regenten) en voor de helft door de kerk (diakenen). De stad gaf subsidie, de uitvoering lag in handen van de Hervormde diaconie.
Echter, tussen gemeenteraad en diaconie boterde het niet. De gemeenteraad vond de armenzorg te duur en niet effectief genoeg. In juni 1848 liep het helemaal fout.
Thorbecke en de armenzorg
Het college van B&W wilde uit onvrede met het gevoerde beleid de door de kerk benoemde diakenen uit het Huiszittenhuis aan de Oude Rijn verwijderen. Daarbij vielen rake klappen. De zaak was verhard door de principiële opstelling van de liberale raadsleden onder aanvoering van J.R. Thorbecke. Hij stelde dat de armenzorg bij de overheid thuishoorde en niet bij de kerk. Thorbecke kon als regeringsleider deze ideeën niet verwezenlijken: zijn kabinet viel door de antikatholieke en antiliberale Aprilbeweging van 1853.