De Leidse identiteit wordt mede bepaald door het eigen spraakgebruik. In het zangerige Leidse dialect hoort men de invloeden terug van de vele migranten die hier, vooral in de 17e eeuw, hebben gewoond.
Vlamingen, Walen, Duitsers en Engelsen vormden de grootste migrantengroepen in de 17e eeuw. Het zangerige van het Leidse dialect herleiden taalkundigen tot de klanken uit het (West-)Vlaams zoals in de uitspraak van ei en ij, en een door de Engelse invloeden typerende r. Het Leids gebruikt in plaats van een meervouds -en een meervouds -s, zoals in Leienaars en mekrreels. En zot in plaats van gek, dat is typisch Vlaams. Het tot mooiste Leidse woord uitgeroepen bledderr (bal, groot hoofd, borst) komt rechtstreeks uit het Engels. Ook zijn er invloeden aan te wijzen uit het Duits (gaarr gebruikt voor helemaal, loch voor gat) en het Frans. Veel zuidelijke Nederlanders spraken Frans, net als de Hugenoten.